Pakicetus is een uitgestorven geslacht van walvissen waarvan fossielen gevonden zijn in Pakistan. De huidige walvisachtigen, zoals baleinwalvissen en dolfijnen zijn waterzoogdieren, die perfect aangepast zijn aan het leven in zee. Hun ledematen zijn geschikt voor het leven in water. Van de familie der Pakicetiden kent men thans drie geslachten: Pakicetus, een dier ter grootte van een wolf, Nalacetus, en Ichthyolestes, een dier ter grootte van een vos. Pakicetus werd het eerst in 1983 ontdekt door Philip Gingerich, Neil Wells, Donald Russell, en S. M. Ibrahim Shah.

Voorkomen.

Alle drie bovengenoemde soorten zijn gevonden op enkele vindplaatsen in Pakistan, vandaar de naam van het eerste geslacht en van de gehele familie. Dit gebied was tijdens het Vroeg-Eoceen (52 miljoen jaar geleden), de tijd waarin de pakicetiden leefden, een kustgebied aan de rand van de Tethysoceaan.

De Pakicetiden waren vleesetende landdieren, behorend tot de Cetartiadactylia en meer in het bijzonder verwant met de walvissen. Bijzonderheden in de structuur van hun oorbeenderen, die zij alleen met walvissen delen, vormen de belangrijkste reden waarom zij als voorouders van de walvisachtigen worden beschouwd.

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd Pakicetus op basis van enkel een schedel gereconstrueerd als een echte overgangsvorm tussen een landdier en een walvis. Deze schedel was ongeveer zo groot als die van een wolf met aan de basis enkele anatomische kenmerken die typisch zijn voor walvissen. Andere opvallende kenmerken van de schedel van Pakicetus zijn de beperkte herseninhoud met het formaat van een walnoot en benige uitsteeksels voor de aanhechting van sterke kaak- en nekspieren. Na completere vondsten bleek de oorspronkelijke reconstructie onjuist en bleek Pakicetus een wolfachtig dier van 180 cm lang met nauwelijks aanpassingen voor een aquatische leefwijze