Indohyus is een geslacht van uitgestorven evenhoevigen dat ongeveer 48 miljoen jaar geleden op het Indisch subcontinent leefde. Indohyus geldt als overgangsvorm tussen landzoogdieren en walvissen. Hij was zo groot als een wasbeer en is het meest vergelijkbaar met een waterdwerghert. Het belangrijkste bewijs voor de directe afstamming van walvissen van Indohyus is het dikke oorbot, iets wat uitsluitend bij walvissen voorkomt. De sterke verdikking van de buitenste lagen van het bot (osteosclerose) is een aanwijzing dat dit geslacht deels in het water leefde. Deze functie is ook te vinden in nijlpaarden en maakt een krachtbesparende, wadende voortbeweging onder water mogelijk.
De fossielen werden ontdekt tussen rotsen die meer dan 30 jaar geleden in Kasjmir waren verzameld door de Indiase geoloog A Ranga Rao. Hij vond een paar tanden en delen van een kaakbeen, maar toen hij stierf moesten nog veel rotsen worden opengebroken. Ranga Raos weduwe gaf de rotsen aan professor Thewissen. Terwijl hij eraan werkte brak zijn technicus per ongeluk een van de gevonden schedels, waarop Thewissen de structuur van de gehoorholte herkende als zijnde een hoogst ongebruikelijke die alleen voorkomt bij de schedel van walvissen, waaronder de eerder ontdekte Pakicetus.
Maak jouw eigen website met JouwWeb